In een droom een groot insect met op de vleugels een afbeelding
van Superman, een zwarte doek die over hem heen

gegooid wordt, een mislukte poging hem buiten vrij te laten. Later
kinderen aan de achterdeur van een oud huis, stepjes,

geschreeuw, intimiderende handen. Verzinnen hoe die weg moeten.
Last kortom van storende elementen. De warmte

van een man voelen die de schuld krijgt van dat alles. Heel lang op
stilte wachten. Een nieuwe opdracht krijgen.

Iets voor in de ochtend. Verzinnen hoelang de nacht nu al duurt.
Op de terugweg mijn moeder tegenkomen die in

het Fries tegen me praat. Geheimen die ze denkt te houden omdat
we andere talen spreken, niets is minder waar.

We kunnen tot tien tellen, ien twa trije. Eindelijk is de deur weer
dicht, het beest kleiner geworden, de doek nu geel.