Op een van de verlaten tafels ligt een oude telefoon, zwaar
en groot, met tal van gemiste oproepen en het woordje

‘thuis’. Dat staat voor een nummer dat nog in het hoofd zit,
mijn lieve mamma. Ze hoort me niet als ik terugbel,

er is teveel rumoer om ons heen, terwijl ze wegvalt praat ik
door alsof ik haar vast kan houden, terug kan plaatsen

in de tijd. Daarna is alles zinloos. Alle mensen die rondlopen,
alle trappen die ik neem, alles dat gezegd wordt

in de ruimte die nu een feest aanduidt, alle plaatsen die ik
het bezoek aanwijs. Het is zoals bij het wakker worden:

de witte partytent op het grasveldje achter de parkeerplaats
en voor deze flats wiebelt nog een klein beetje maar

is helemaal leeg, een van de deuren flapt op de wind, een
jasje ligt nog open op het gras, nat.