De heer I. komt binnen als wij net willen vertrekken, de
wangen rood van het buiten zijn, alsof hij ons

allemaal haalt om nog ergens naar toe te gaan, mevrouw S.
stapelt de kopjes op en stopt drie koekjes in haar

jaszak, van mevrouw K. geen spoor meer. Bij de heer E. is
alleen een wenkbrauw aanduiding voor wat zich

bij ons afspeelt, gaat hij omhoog dan is het goed, gebeurt er
niets dan is er ook niets, zie ik helemaal geen

pluizig streepje dan is hij in slaap gevallen op tafel of heeft
hij zich verstopt aan mijn voeten. U zult uw

vriendin missen, zeg ik tegen mevrouw V. maar het was maar
een kennis, zegt zij, alsof ze niet al jaren samen in

de hal hebben gewacht op wat komen zou. Nu komt er niets
meer, nou ja, de heer I. en de kou van daarginds.