Soms wil je niet over het vorige gedicht heen, liever niet
nog eens je best doen of juist niet je best, quasi

nonchalant springen over de regels, je bent koppig en noteert
alvast de datum voor morgen, vandaag is er

niets. Toch is er dan iemand die vraagt of ik ziek ben, of ik
iets onder de leden heb (en houd), of ik deze

Gedichtendag niet eens een kleine bijdrage heb voor de lezer
die immers niet kan helpen dat ik even geen

zin heb. En dan, met kleren aan, schoenen klaar voor vertrek,
een streepje boven je ogen, realiseer je je dat je

het vers altijd gebruikt om je aan te melden, klaar voor de
wereld, het volgend trucje, een brandende afspraak,

een lezer die je handen houdt of gewoon die vraag wat of je
toch ongeschreven laat dat zo belangrijk is.