Men zou een spannend en heel leven kunnen opbouwen uit de
dagen waarop niet geschreven wordt, de gaten in

de witte wereld die eigenlijk kleine rondjes zijn waardoor men
turen moet, de handen als een koker voor de ogen,

wc-rollen waar nog een flintertje papier aanhangt of beplakt met
sterren van een glanzende kleur, strikjes, lintjes en

overtollig lijm, twee naast elkaar, en dan langzaam rondgaan en
met heel kleine stapjes verder lopen alsof je alles ziet.

Daar is de kloof, daar de berg, daar de afslag rechts, daar rijdt
een auto en iemand die zwaait, daar staat de tafel met

nog dampende schalen, daar ligt een poes, daar is een voordeur
die open nog wat slaat tegen de deurpost. Daar ligt hij,

en onder zijn lijf zijn schaduw of zijn we het zelf, we moeten nog
dichterbij en kleine stootjes geven met onze kijker.