In de avond lezen we bij het raam totdat we de letters niet
meer onderscheiden en ze zijn klein en vullen een

negenhonderd pagina’s en we willen nog niet het boek neer
leggen, in de ochtend doen we een lampje aan

zodat we kunnen opstarten en vullen nog niets, nou ja, een
lome behoefte aan meer, een verplichting tot, de

afspraak met onszelf maar aan de rest komen we nauwelijks
toe. We maken goed waar we vannacht aan

dachten, dat vouwtje in pagina 105, we strijken het weer glad.
Er dreigt regen of het is gewoon te vroeg nog.

Labour of love, zegt een kind en ik, drie keer en ontelbaar
maar het is een lauwe reactie. Hij heeft al weken

niet geschreven, zijn hoofd is er niet bij, zegt hij. Vergeet dat
hoofd, zeg ik, je hart zit elders. Bij het licht blijkbaar.