Mevrouw D. vindt de auto prachtig die glanzend voor de open
deuren van het verzorgingshuis staat, zelf ook met

open deuren, en kijk nu toch eens die bloemen, zegt ze. Ze zit
scheef in haar stoel en kijkt alleen naar dat tafereel.

O wit, zegt ze, schitterend! Ze ziet niets van mevrouw de K.
die in horizontale richting naar binnen wordt geschoven

terwijl ze toch eigenlijk in onze kring verkeerde en zou luisteren
naar het ietwat onthande liefdesleven van de heer G.

Mevrouw D. wil liever in de auto, zitten dan, stel ik me zo voor
en misschien een rondje extra bij de rotonde. Niet

zoals de vrouw van G. steeds commentaar geven bij de mede-
weggebruikers maar vriendelijk zwaaien naar

elke voorbijganger en dan kijken of de bloemen er niet afvallen
en of ze niet een tak in een vaasje kan zetten, eenmaal thuis.