Zoals je het kind tegen de wand zet en met je hand boven zijn
hoofd de haartjes indrukt en een streepje zet op het

behang, verwonderd over de ruimte tussen dit teken en het vorige,
zo is dit meten in de grotemensenwereld, dit

bijna klaar zijn, zo lijkt het, dit voor altijd slank en volwassen
zijn, geen paardenstaartje meer, geen hapje voor

mamma, geen zachte duwtjes om vooruit te komen, kijken of
het licht al uit is in de nacht. Met een waterpas op

beide schouders, een man die voelt aan zijn botstructuur, de
knopen uit mijn moeders knopendoos en mijn hele

verzameling stofjes op tafel, zijn ernst in de spiegel tegenover,
de onderdelen van zijn trouwpak tussen ons in, de

dunne vingers die keuzes maken als rijgdraad dat alles bij elkaar
houdt en mij mee stikt ergens tussen rug naad en schouder.