Het is zoiets als slapen en per ongeluk in het verkeerde bed
terechtkomen, hem keren en op de tast herkennen,

zijn zoete stem horen en de te zachte weigering, met armen
lang en soepel daar te blijven tot het eerste licht

door de gordijnen komt en dan ongezien te verdwijnen, dit
keer voor altijd. De klik van de voordeur, de

frisse buitenlucht. Drie stappen verzetten we en hij komt ons
achterna, het portier van de auto open, de stem

boos alsof hij het niet was die deed alsof, koffie, een sigaret,
elkaar aankijken, goed een kus dan, terugvallen,

het zachte leer, het ronken van de motor, de handeling herhalen.
Dit keer weten dat hij me naziet, niet zwaaien,

vooral niet zwaaien, stappen hoog, het rokje recht. Voorbij de
hoek het op een rennen zetten, hijgend.