Dat je zomaar weer je hand legt op een warme rug, een
onderarm, alsof je bijna ook het hoofd zegent

en alles goed zal komen. De gemeente knikt, bukt bijna
en schuifelt gezamenlijk de deur uit. Niet

dat er iets troostrijks zat in de woorden die vielen, daar
geloof je niet meer in, het was meer de spleet

in haar zwarte jurk die iets beloofde of het plotseling warme
weer dat ijsjes likkende mensen gaf, bloemen

aan de waterkant, een onbekende die groet, een groepje
pubers dat uit elkaar week en waartussen al de

zonen leken te zitten, het was meer dat je kletsnatte voetjes
hoorde op de stenen voor je en een langgerekt

geroep waarin je naam je vaag bekend voorkwam, maar
het was een leuke middag, zondermeer.