Dat er dan één minitruitje over de kachel blijft liggen zoals er
omgekeerd één deurtje van een autootje mist. Dat het

lijkt alsof dit huis nooit groot genoeg kan zijn voor meer terwijl
het precies past, dat truitje, dat deurtje, dat kind, die

kinderen. Dat er dan twee handjes aan de trapleuning behoedzaam
naar beneden trekken, de een voorop vertelt hoever

we zijn, de ander tot twee telt en weer terug en er verder niemand
in de boomtoppen leeft dan een vogeltje, heel klein

of nog één blaadje. Dat onder een muts nog net twee oogjes
zichtbaar zijn en niets zo warm aanvoelt dan zijn

liefde. Dat er nog wat kruimels liggen onder de stoel, het boek
nog half open en op de werktafel een orka in een

aquarium. Dat past maar net. Als ik nou geen lijntjes trek is het
net alsof we allemaal mee zwemmen, toch?