Zij die alleen in de nacht en een keer per week de trappen
afdaalt en hijgend terug klimt met een stop bij

elk raam waaraan zij zich vlijt met een niet eerder gevoelde
heimwee want wat is verlangen naar buiten als

je nooit buiten kwam, vergeten is de kerstversiering van vorige
jaren om de trapleuning te draperen die

anders al begin november hangt, waarschuwt een ieder die
bij haar langs komt voor de terugweg, de kou

of de regen, het leven zelf want het is gevaarlijk, beweert ze,
er gebeuren rare dingen tegenwoordig, stopt nog

even bij mijn deur waartegen ze misschien haar handpalm
legt en duwt dan de hare wijder open om daarna

weer te verdwijnen, drie kettingen bij het nachtslot en het
kijkgaatje gepoetst tot een glanzend lichtje.