Voor het eerst zie ik hun handschrift, lees ik hun volledige naam.
Voorovergebogen als in een schoolklasje proberen

ze een groet aan een medestander, een dubbelgevouwen kaart met
poes op tafel. De een denkt lang na en schermt met

haar hand de letters af, de ander zegt het niet te kunnen en geeft
bij voorbaat op, een kruisje mag ook, grap ik, of

een bloemetje, een hartje. Teken jij die maar, zegt iemand. Ook de
lengte varieert. Eentje kopieert de ander en moppert

dat ik de schrijver ben, toch? Mevrouw V. staat op en assisteert.
Zij schuift de kaart al lopend steeds een plaatsje

verder en legt uit wat de bedoeling is. Bijna niemand weet wie er
nu eigenlijk al weken afwezig is, niet meer

terugkomt. Mevrouw K. zegt dat ze net nog haar giro-overschrijvingen
deed dus kan ze dit ook. Ze blijkt vier namen te hebben.