Ik heb er recht op, gilt ze. Het stampvoetend meisje. Rugzak
boven een minuscuul shirtje, een arm door een

hele sliert meisjes. Allemaal gillen ze. Je moest eens weten,
zegt de langste op de hoek, hoe ik dit gemist heb.

Ze zien er kerngezond uit. Blote delen en opgemaakte gezichten.
De hele straat is er vol van. Niemand lijkt het recht

te betwijfelen of de noodzaak of de behoefte of het bestaan van.
Ik wel. Ze dansen zich in beeld. Uit beeld.

Niets is onderwerp behalve zijzelf. Toekomst ziet er zo uit dus,
een trommelaar voorop. Even zie ik baby L. die

op dunne beentjes en in drift beweert dat het niet eerlijk is zonder
te weten wat dat betekent, eerlijk en het. Een

koekje lost alles op. Ik zwaai het langs zijn neusje, houd het achter
mijn rug en tover het terug. Fout natuurlijk.