Ik zou het liefste zeggen dat je een engeltje werd maar
geloof het niet echt. Ik zou verzinnen dat je

daar nodig was maar hoezo dan niet hier en ik zou in de
knoop komen met goede bedoelingen en

gedachten die gerust moesten stellen en pogingen om je
te bereiken. Een ballon met een mandje,

niet wiebelen maar stilzitten, een raket van stof gelanceerd
vanaf het aanrecht, een miauwen van de poes die

er al eerder was, de groeten aan mijn vader. Een pluimpje
rook uit de wasbak waar nog een brief werd

verbrand, het flakkerend lichtje van de kaars is overal goed
voor, raketten stijgen niet vanzelf. Ik zou

het liefst zo’n mollig kindje verzinnen met vleugeltjes van
goud waar ik het liefst van houd.

 

(voor het meisje in Leiden)