Nog steeds denk ik het liefst aan hem als vader, aanwezig dit
keer, hoewel ver weg. Op blote voeten en met

lange haren, een open waaiende mantel, zijn armen wijd. Een
beetje zoals ooit een familielid eruit zag die zijn

baard had laten groeien of liefje M. die de eerste keer dat ik
hem zag nog golvend haar had tot over zijn

schouders maar later beweerde dat hij dat niet was geweest.
Zijn groeven waren ook niet die van een

liefdevol en open gezicht. Altijd nog is de litanie hetzelfde
alsof ik nooit iets anders hoorde dan dat en

terwijl ik niets meer geloof, is het gevoel nog altijd daar. Een
keer zal hij mij optillen, nogmaals zal hij

zijn hand spreiden en op mijn haar leggen of, zoals liefje M.
placht te doen, mijn hoofd in zijn handen nemen.