Iets van uitstel zit in de droom. Alsof ik tussendoor wakker
word maar talm, aan een kade sta en boten aan me

voorbij laat trekken, de een nog wonderlijker dan de ander,
en eerst iedereen wijs op de vormen en kleuren, dan

pas verder ga met het echte verhaal. Hoe ik verdwaald ben
en eigenlijk moet bellen maar niet kan,

nog iets eet alvorens, nog even met die aardige man praat
die net nog onder tafel zat, en pas na uren de

paniek komt waarbij ik, bijna wakker, opeens lijk te beseffen
dat ik in een ander land ben, de taal niet spreek,

te moe ben voor de vele trappen, en alleen nog maar bij de
hand genomen wil en terug wil. Zoals bij elke

reis wil ik alleen maar naar huis, aankomen, omarmen, de
route opschrijven wellicht maar niet de angst.