Hij is veel zachter dan hij in werkelijkheid is. Zoals regen die
bijna warm kan zijn of gras dat veert als je valt,

de wolken, blauw, beneden liggen en daarboven opeens een
zee van ruimte, zoals de palm van een niet

werkende hand, de holte van je knie, een beest dat slaapt tegen
het hek. Hij is veel dichterbij dan hij werkelijk is.

Zoals de stad in de laatste bocht, je moeder in een deuropening,
alle beelden die je scherpstelt in het geklik van de

camera, de dood onder je vrienden, de lente, de overkant na de
korte aanloop, de stem aan tafel. Hij is het echt.

Gast in je huis, fluitend onderaan de trap, brood brekend, op blote
voeten rennend, zoals je hem kende, zoals je hem

voelde, zoals hij zou gaan zwaaien, zoals hij, zachtjes maar, kreunde
als hij het trucje herhaalde, ogen van blauw naar zwart.