Vaak kijken we of hij wakker is. Niet meer voorzichtig om
de hoek van de altijd piepende deur, op zachte

voeten en koud op de verkeerde plaatsen, maar schuivend
met een vinger over het scherm tot we stuiten op

een groen lichtje bij zijn naam of het tijdstip waarop hij zich
nog bewoog. Dan gaan we raden wat hij doet daar,

of het een foutje is in het apparaat of in zijn agenda, een per
ongeluk zich aanmelden terwijl hij allang

vertrokken is, net zoals soms de A. overgaat in een langgerekte
wat klagende toon omdat ik toevallig

in zijn broekzak zit naast het losse geld en het kaartje voor
mevrouw Z., een paar spijkers van een

missende plank en een halve boterham met pindakaas. Men zal
maar honger hebben onderweg.