Je herinnert je alleen maar dat wat je wilt, zegt hij. Ik laat
mijn vader over de vloer rollen omdat ik dat hem

gegund had, spelend met mijn kinderen en lachend van
pret, hij heeft dat nooit gezien. Niet met ons

toch, zegt hij vragend. Misschien, zeg ik, maak ik het leuker
omdat ik nog iets goed te maken had maar ik

ben het zelf die het stof onder de kasten meeneemt en de
druk voel van de giechelende lijfjes op het mijne,

zestien knuffels, vierendertig dinosaurussen die opeens weer
leven en lange slierten snot die bij die liefde komen.

We lijken allemaal op elkaar, beweer ik. Ook hij zou zomaar
door de knieën gaan en als autobaan fungeren voor

roetsjende figuurtjes die in de verte lijken op de Volvo’s van
mijn vader. Ik kies de Citroëns, zegt hij.