Om de tafel heen lopen, zwart, is net zoiets als in de avond de
maan aan de ene kant van het huis te vinden

en in de ochtend aan de andere kant, verbaasd over de soepelheid
van sommige bewegingen of het donker daarnaast,

hoe klein deze ruimte eigenlijk of hoe kinderlijk de constatering.
Hetzelfde geldt voor het niet langer struikelen over

zijn schoenen, zevenmijlslaarzen voor een moeder die de weg
kwijt is, het brood ongeschonden te vinden en de

jam nog in de pot, de muziek op replay maar ongehoord en nergens
het eerste woord. Of je goed geslapen had, of

je vandaag de wegen wit zou vinden, of je schrijver zou worden
of nu iets anders zou kiezen, of je een keuze had, of

dat hemellichaam nog aan de punaise hing waarmee je stiekem,
dat lachje dat scheef aan je lichaam geplakt zat.