Een ander maakt soms het verschil. Midden in een zin, midden
op straat, halverwege het leven. Piepende remmen,

een bosje bloemen, een lichte hand. Even een vraag, iets dichterbij
staan, een taartje, een blik die langer duurt en het liefst

twee handen om het hoofd en een zoen daarboven, op tenen hoog,
dat ook. Zoals alle zorgen in de ochtend

verdwenen zijn, zo neemt die ander, hij, het zwart uit de lucht en
mengt het met turquoise, roze, ijsblauw.

Zoals straatgeluiden verdwijnen, neemt hij, die ander, het ruis weg
uit hoofd en oren en zingt zacht dat alles,

alles goed komt. Als alle eten gestolen wordt, legt hij vers voedsel
terug in de schappen, mijn planken rijk. Midden in

die zin, komt de komma van hem en vormt zijn mond het rijmwoord,
dat verschil.