Beloof me, zei ik, dat je me appt als je veilig aankomt en ik liet
hem vertrekken en zag zijn opluchting. Zo

had ik dat zelf gevoeld, te kunnen weggaan wanneer ik wilde en
al die zwaarte en dat zwart onder de tafel te laten

of in de lege voorraadkast waarbij dan slechts een briefje ter
waarschuwing zou kunnen dienen, op ooghoogte.

Dan de wind te voelen, onverwacht sterk in de bocht naar het
water, ook zwart, misschien af te stappen om

de brug te nemen, het zweet op de rug te voelen en dan de eerste
deur wijd open en ook nog in de gang te fietsen tot

en dan in de tas de koekjes te vinden, de schone was, de tekening
die je als kind gemaakt had, drie zonnetjes in

de linkerbovenhoek en een figuur als Jezus boven een weiland vol
bloemen, blatende schapen en een afwezige hond.