Hij hoopt dat ze door de deur komt en zijn winkel binnen stapt
net zoals ze dat een paar maanden geleden deed,

haar haar naar achteren gooit en hem vraagt naar een titel en
een schrijver die hij ergens in zijn stapels gekoesterd

heeft, en hem daarbij lachend aankijkt. Hij zou gaan zoeken en
stuit op zijn herinneringen aan zomerse fietstochtjes

die eindigden in de berm, een eindeloos zachte val en de geur
van het gras samen met een licht parfum. Hoeveel

jaar geleden is dat en zou hij dat vallen nog beheersen en wat
als ze nooit meer komt vragen naar een boek of

zich hem niet meer herinnert of misschien te jong zou zijn voor
fietsen met hem terwijl hij haar rokje al over

het stuur ziet hangen en de tas openvallend en de bloemen licht
geplet en de beesten los, o de beesten.