Het lijkt te laat jezelf opnieuw uit te vinden. Doe je nog iets
bijzonders, vraagt hij, maar ik zou niet weten

wat. Dat gebeurtenissen elkaar opvolgen, dat er een schema
is, dat dingen herhalingen zijn, dat elke dag

een werkdag is, dat er elke nacht dromen zijn, dat elke ochtend
leven is. Ik voer met een pontje van de ene naar

de andere kant en herinnerde me hoe ik dat veertig jaar geleden
deed, snel nog even in mijn eigen bed schuilde

alvorens te gaan werken, hoe die minuten op het water en met
de vriendelijk knikkende pontbaas en al die

zwijgende medestanders, de overgang vormden van het ene
in de andere zoals tijd niet verspringt maar

kabbelend naadloos overgaat en zijn kamer geen muren leek
te hebben en zich oploste in de mijne.