Zachtjes doen, alsof hij nog slaapt. De gordijnen dicht alsof het
steeds nacht is. Fluisteren alsof er een geheim

schuilt in het gesprek met jezelf. De geur van koffie tegenhouden,
wegwapperen het vers krakende brood, de

kieren in dit huis dichtstoppen met watten alsof je bescherming
wilt bieden aan alle gevaren daarbuiten, voor

hem, niet voor jou. Dan terug op je tenen en luisteren of hij nog
leeft, met je oor tegen de deur. Dan niet

weten wat te doen. Typen met doffe vingers, op het puntje van
de stoel nieuwe woorden verzinnen. Een vliegtuig

buiten is in een seconde voorbij, iets trilt nog na in de lucht. Je
voelt het in je lijf. De hele wereld zal wakker zijn,

je wilt de vinger op je mond leggen en de dag herstellen. Opnieuw
met je oor tegen de deur luisteren naar niets.