Tegen het vergeten maakt men zich rituelen eigen. Hij wacht
boven aan de trap, de vader die ik kwijt was, en

laat me binnen in een rommelige werkkamer waar een bureau
scheef tussen stapels boeken staat, papieren liggen

door elkaar en krijgen voortdurend een andere plek, zijn pen
in de linkerhand blijft schrijven, er is bijna

geen tijd voor een gesprek. Een kruisje wil ik, zijn duim op
mijn voorhoofd maar hij schudt het grijze haar

en geeft nog geen kus. Om verspilling tegen te gaan, zegt hij,
krijgt elk gedicht een nieuwe bewerking maar

ik begrijp dat verspillen niet. Dan ontdek ik aan de zijmuur
een twintigtal vrouwen die ijverig gebogen

hangen over witte vellen, hij wijst mij mijn plek aan en ik neem
plaats. De letter Z., zegt hij maar ik ben nog maar bij B.