Tegen de regen aan, zo voelt ook het afscheid. Flarden kou
in grijze lucht, een vogel die vergeefs de ochtend

aankondigt en zich eindeloos herhaalt, zo nu en dan een roep
uit de tegenoverliggende dakgoot, een boom

die zachtjes ruist, steeds lichter wordend van bloesem die
bruin bijna op de grond valt en zich ophoopt

voor mijn uitgang. Er is hier geen ontsnappingsroute. Er is
de boom waarin de hut hangt en mijn

gedroomde aanloop, dan van tak tot tak zwiepend of vaak
ook is de glijbaan klaar, met halve en hele draaien

en een duizelig gevoel bij het zand beneden. Er mankeert
nog een schroefje. Nog bewegingen van

de warmte van daarvoor af te lezen in de ruimte tussen mijn
armen en de takken, loom en traag wijzend.