Dat waarover wij dromen is meestentijds waar. Het valt niet mee
met de halve lichamen te leven of met het bloed dat

uiteenspat op ons eigen scherm, de bedoeling lijkt zoek en herhaling
onnodig en waarom elke keer je vader meekomt

of je jongste en de kleuren anders zijn dan overdag, is een kwestie
van accepteren of de volgende morgen zonder

gemor beschrijven. Dat hij nu de trap afviel, eerst op zijn benen,
later op het hoofd, terwijl hij riep dat hij

slechts een grapje maakte, was een logische keuze van een gesprek
dat giechelend door de telefoon werd gehouden op

de rand van mijn bed, hij had gedacht dat ik sliep, een soort van
bedrog dat als je me werkelijk kende, onhoorbaar

zou zijn. Bij het wakker worden lijkt vertrek niet meer uit te stellen
en gooi ik hem zijn jas na met een boogje vanaf het balkon.