Ik ben verarmd, ik kan u niets aanbieden meer, ik prevel mijn
verontschuldiging tegen een ieder die ik aantref in

het oude huis en schrijf met rode viltstift Gesloten op een laatste
vel, sluit eindelijk de deur. Mijn grote zoon gaat

het hele pand door om mensen weg te sturen, in alle gaten en
hoeken klit men bij elkaar, sommigen zijn bekend,

anderen niet. De een wil kussen, de ander slechts aandacht, er
zijn bloemen, er komt een vrachtwagen langs met

bijzettafeltjes en glazen, boos omdat de inhoud overbodig is. Met
de paar laatste gasten overleg ik nog over thee

of dat leuke eethuis verderop, iemand flirt nog maar niemand wil
weten wat er precies is gebeurd. Later spoel ik met

de doucheslang het stof uit de hoeken van mijn trap, ik zie de
houtnerven door de afgebladderde verf komen en huil.