De heer S. draagt een Hawaii shirt en zomaar is het zomer, de zaal
is er warm genoeg voor. Nou S., zegt mevrouw V.,

ik vind je iets te uitbundig. De andere vrouwen kijken minzaam toe,
hopen dat hij niet teveel vertelt vandaag, zeker niet

over het versieren van vrouwen, drie tegelijk, het behalen van alle
zwemdiploma’s na zijn zeventigste of zijn

schoonzusje van 96 dat een oogje op hem heeft, altijd al gehad hoor.
Zo nu en dan richt ik het woord tot hem en vat

samen met ‘vandaag niet’ of ‘iedereen heeft een verhaal’, van die
goedbedoelde maar door hem niet als afwijzende

ingrepen gezien. Hoe kan het ook als zijn ene hand op de mijne blijft
rusten terwijl de ander aan zijn

gehoorapparaatje frutselt. Gelukkig heb ik de heer P. aan de overkant
en zie ik nu voor het eerst hoe groot zijn glimlach is.