Ook al is het een afstand in meters, het voelt als een schoolreisje,
een uitje zonder dunne ijsjes weliswaar maar met

bukken voor laagvliegende vogels, mijn moeder op de achterbank
of een houten bruggetje over een waterpas, natte

broekspijpen aan de overkant. Bijna zwijgend rijden we, soms is
er een hand die wijst, nieuwe huizen in de bocht,

het water hoger dan toen, lege bomen, een vierkant geworden plein,
een ontmantelde kerktoren. Daartussen

mijn lege tuin. Rubberen tegels onder een oude Amerikaanse auto,
een container half open op het pad, nietszeggende

leegte, dan liever nog de stenen ooievaars, de dom lachende Boeddha’s,
de van kindernamen geregen onderscheiding op

het huis. Alleen het nummer in oranje emaillen is hetzelfde. De beesten
zijn weg, niets beweegt zich behalve wij die voorbijrijden.