De deur openduwend verzet de wind zich erachter en blaast terug,
een speelse poes die niet rustig op mijn lijf blijft
liggen maar bijt in de bewegende delen. Hij had honden die tussen
je in kwamen liggen, grote tongen die
schuurden, lichamen die opstonden zodra hij dat deed en als eersten
gevoerd werden. Soms ben ik als een van die
beesten. Ik ben bang voor honden, zeg ik hem. De deur klapt weer
dicht. Achter me ligt zijn lijf, opgerold als
een klein kind, met voeten die kleiner zijn dan de mijne en altijd
nat nog over mijn vloer kletsen. Ik kruip als
een kat vanaf het voeteneind omhoog, er is niets om bang voor te
zijn. Ook mijn lijf is groter dan het zijne en ik kan hem
met armen wijd in een keer opnemen. Ik probeer mijn tong, ik heb
honger. Hij hoeft maar half op te staan om mij te voeden.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x