Dat ‘blijf’ te horen en dat zachtjes trekken aan mijn lijf zodat
ik achterover val en terug, eerst het haar, dan

de rest, daarna het uitzicht door de open gordijnen. In het donker
oplossen, de ochtend weg, de droom opnieuw.

Er hangt een naam tegen de winkelpui, oranje papier met grote
letters achter plastic, meerdere namen met

opdrachten daaronder. Hij moet eerst zijn shirts halen, de straat
is lang, er lopen veel mensen. Ik hoef niets, er

verregent een belofte, hij verdwijnt. Zijn hand ligt later op tafel,
los zomaar, hij moet stoppen met nagelbijten, ik

leg mijn hand bovenop, er volgt geen arm, hulpstukken zijn we,
zo goed als echt nagemaakt. Opstaan was

beter geweest, weggaan ook. Niet zachtjes maar nadrukkelijk
zoals een slaande deur, de bel van de winkel rinkelt.