In mijn herinnering was het nog zomer. Er waren bloemen bij de
voordeur, er stond een zwarte Mercedes overdwars,

mevrouw K. vroeg zich af wiens tijd het was en mevrouw de Z.
zei dat ze niet zo moest zeuren en ik las twee keer

het Carmiggelt verhaal * over een kilo stoofaal. De heer P. moest zo
vreselijk lachen en ’s avonds kon ik makkelijk een gedicht

of drie declameren zonder dat mijn stem oversloeg, zo geoefend had
ik. Mevrouw de Z. is de enige die nu nog in het zaaltje

zit, al komt ze niet meer tot de voordeur. Haar paardenstaart hangt
tussen haar schouderbladen en de bolletjes van plastic,

smoezelig wit, zitten nog aan het elastiekje. Ze kijkt nog even kwaad
en zeker omdat ze me niet herkent. Alle andere vrienden

zijn de hoek om, er staan voorraadkasten in de kamer voor de minder
bedeelde medemens. Ik denk aan de kilo vis en mis de heer P.

 

 

Aal, uit de rest van je leven, uit 1979, in verzamelbundel met Bemoei je d’r niet mee,
De Arbeiderspers, 2000