Nu de ochtenden licht zijn, wit zelfs, de zwarte vogels vanonder
de dakrand naar beneden vallen zodra ik het gordijn

omhoog trek, de huizen aan de achterkant leeg lijken en alleen
het scherm te zien is in de spiegelende ruit, voelt het

minder veilig en anoniem, ik ben nog steeds de eerste hier maar
in het donker was het plezieriger, een wedstrijd

die gewonnen was. Nu lijkt het vals spelen, of alle honden op
zijn en behalve de vogels niets meer leeft, ik

achtergelaten in een landschap dat kil wat dampt, te midden van
mijn bonte dromen, en zon nog voor uren afwezig blijft.

Het wit heeft alles opgeslokt, de bomen staan roerloos, iemand
heeft met de tijd geknoeid en een lief heeft vergeten

te zeggen dat de winter voorbij is terwijl een jas over mijn blote
lijf hangt en ik zichtbaar ril, wolkjes adem in mijn huis.