Bij de een is de dichter een krijger, zijn pijlen richt hij vanuit
zijn heup, niemand in zijn omgeving is veilig. Bij

de ander is de dichter een rustige observant, hoogstens stekelig
maar niet levensbedreigend. Misschien komt

poëzie neer op het juiste gebruik van scherpe voorwerpen, het
nemen van een bepaalde afstand, het soepel zijn

van je lendenen en zeker hoe scherp je ogen zien, gewend aan
het donker. Bij pianomuziek nuanceert zich dat

alles. Neem dan nog een mysterieuze vrouw, een lege stoel en
wat zoenen, een feestelijke drukte in een stad die

alle zon over zich heen krijgt, trek de kabels recht en scandeer
de losgeraakte woorden. De jacht is eeuwigdurend,

eenmaal buiten vermijd je de alweer bijna blote mensen, het
draaiorgel en de omheiningen voor de lasershow.

 

(Alkmaar heeft zich ooit bevrijd tenslotte)