Het is een troost dat je onderweg zo nu en dan ook je eigen kind
tegenkomt. De grootste legt zijn hoofd op mijn

schouder terwijl hij een spelletje blijft doen op zijn mobiel en zo
af en toe hoort wat ik zeg, best knap vanuit zo’n positie.

Ook blijft hij voortdurend in kontakt met zijn vriendin die vanaf
heel grote afstand eindelijk het besluit genomen

heeft dit keer voorgoed bij hem te blijven. Dat er dan heel veel
verandert zijn we ons beiden bewust, het liefst zou

ik de hele reis zijn armen om me heen willen voelen en dat hoofd
daar links van me. Dan ga ik vaker naar jou toe,

zegt hij bijvoorbeeld, want aan elke keer zondag samen ontbijten
komt hij dan niet meer toe en we grappen hoe zij dan

aan de rechterkant van mij haar hoofdje neerlegt. We moeten nog
wat wennen aan dat groot zijn en zo heel volwassen.