Bij een laatste ontmoeting lagen de vragen opgestapeld,
hij nam mijn hand en zocht het antwoord.

Het was een vroege avond, een kus onder de bomen in
het park en toen de oude route, winter nog

en de straat leeg. Opnieuw zou ik willen weten hoe hij
de dingen doet of zijn vingers willen voelen,

dat is hetzelfde. Ik moet wachten op het andere seizoen,
dat hij weer leeft, dat de bomen nog roerloos

boven ons staan, dat ik op mijn tenen de kus ontvang. Hij
licht voorover buigend en dan weer de straat,

steeds maar rechtdoor tot het gordijn opbolt, iets van rood
fluweel in de deuropening van de kroeg, en dan

tegenover hem de wijze lessen lerend, de ogen in elkaar
en de handen en de voeten licht duwend.