Ze herinnert zich het koude beddengoed dat vanuit de schatkamer,
de ruimte voor, op de bank werd gegooid en waarin zij,

als eerste, iets probeerde warm te maken, hoe ze altijd bang was
dat er een nest muizen in school, de banken

langzaam uit elkaar schoven door haar gewicht, hoe haar voeten
op de salontafel lagen, hoe hij eens verteld had

dat het geen salon was maar een filmzaal en zij dus misschien het
meisje van de kaartjes was en dat zij in het donker bleef

kijken terwijl hij allang sliep en dan gebukt onder het scherm het
toilet moest zoeken en haar witte billen licht

zouden geven en ze hem wakker zou maken en hij geen verschil
zou kennen tussen filmbeeld en het echte en dan weer

terug, hoe haar marmeren lijf tegen hem aan dan eindelijk warm
werd en de spoel van het filmapparaat zich losdraaide en losser.