Terwijl wij over onszelf praten, trekt de stad voorbij,
schuifelen de bewoners voor ons uit de tram uit,

wollen mutsen op, elkaar bij de hand nemend, om de
beurt op het knopje drukkend. Terwijl wij

elkaar steeds beter leren kennen, raakt iemand anders
de weg kwijt, het overzicht, de afspraak,

zijn das, de hand van zo even. Is er een woord voor
thuiskomen zonder te reizen? Een zwartwit

foto in het grote boek van mijn vader waarop veel meer
familie stond dan wij ooit bezochten, een

weerspiegelende ruit achterin de tram, een schommelende
beweging, hand in de lus boven je hoofd, met

je vinger langs de contouren op de bladzijde en dan, met
een zuchtje, het boek weer bovenop de kast.