Iets naast me gromt en snuift alsof het zwaar verkouden een
hap uit de lucht neemt en dan weer neerploft, van

plan is te vechten met me om het warmste plaatsje, zich een
droom herinnert die eng was en mij maar natuurlijk

ben ik het zelf. Gek hoe je soms even wegzweeft en iets achter
je laat dat je eigen vorm heeft en gedragingen maar

niet meteen als zodanig herkenbaar is. In een spiegelende ruit
gebeurt af en toe hetzelfde. Zo zagen we een

grasgroen schommelend been vanuit even groene billen met
daarboven dansende haren die ons slechts vaag

bekend waren en dat was alleen nog maar de achterkant. Het
zuchtte nog net niet maar verdween wel in de massa

dus we moesten hollen om het bij te houden. Geroepen hebben
we niet, we weten heus wel dat het zich dan

omgedraaid had.