Dit keer laat ik hen liggen. Ik stap niet af, buk me niet, veeg
niet met natte handen over de restanten rozen,

de bladeren langs de koude steen, sla geen kruisje bij het grote
kruis en loop niet de paden af langs de andere bekenden.

Dit keer kies ik meteen voor het warme vertrek, de koffie, de
ouderwetse groentesoep, de wat nerveuze

familieleden, de weersvoorspelling en hoe lang het nu geleden
is. En terwijl ik me oefen in dat gesprek, niet goed

met futiliteiten, zie ik ze bovenop elkaar of dat wat er van over
is, neem ik mijn leven door zodat zij het kunnen

volgen, met grote stappen, glimlachend, trots wellicht en een
beetje bezorgd zoals ze dat altijd waren. Rechts

is de afslag, rechtdoor het vervolg, links nog niets, nou ja, regen
en een nat veld, een scheef hek, twee schapen daarachter.