Met het maanlicht over het wiebelend kermisbed, de ingepakte
jongetjes, terug gestopte beentjes, hoestjes hier en

daar, en het lampje dat van kleur verschiet, roze, groen, blauw,
de pufjes en de warmte, botsend tegen het tafeltje

op de hoek, het lieveheersbeestkoffertje half open, de dop van
een viltstift onder de voet, zie ik ze nog avonden

na deze terug, als groot vlot in de zee, dobberend tussen mij en
de rest van de wereld, zacht en groot en tegelijk heel

erg klein maar het liefste dat ik heb, gerustgesteld door de lichte
beweging en die maan die teruggehangen is door

de rovers en aan een punaise opgeprikt, en koester ik alles wat
we doen en deden, zeiden, maakten, het

stripverhaal van een vorige keer, wordt vervolgd, en wacht ik op
de ochtend en hun dunne stemmetjes over alles heen.