We zijn soms te vroeg. In de ochtend, met conclusies, met
een bepaalde neerslachtigheid, een nieuw begin,

de koffie of de afspraak met onszelf. De lucht eindelijk leeg
van warmte en buien, de bewoners eindelijk

stil. De droom nog half in ons als een huisdier dat schuilt
aan onze voeten. Vroeger spraken we tegen de kat

en we wisten zeker dat hij alles begreep. ‘We’ is te arrogant,
zou inhouden dat de hele wereld achter ons stond

en God naast ons terwijl we dat niet eens willen. We was de
verzamelnaam voor het aanvoeren van mij en

mijn kinderen, het roepen van ‘bom’ in een overvolle straat,
het ruimte maken voor de liefde. Een aanduiding

in tijd net zoals dat ‘vroege’ of dat woordje ‘te’. Een manier
om ons te verschuilen, veilig te zijn.