Het is alsof al mijn toehoorders in een keer de achterdeur hebben
genomen, alsof ik in een verkeerd huis

zit, een zondag wellicht, even lijkt zelfs iedereen gewaarschuwd
voor een lokale ramp behalve mevrouw S. en

een droefheid als bij een verkeerde droom, een vergeefsheid bij
een zoveelste poging, hangt als een wolk in de

witte gang en in de lege zalen tegenover. Dan komt de heer X. de
hoek om en vervolgens mevrouw K. en meisje Z.

brengt mevrouw Z. en zomaar wordt de stilte doorbroken alsof
ik die jaren gewacht heb op bezoek en een fladderend

kind en koekjes bij de koffie en half gesmolten chocola. En met
ons allen pakken we het verhaal weer op tot

een voor een de reis naar huis weer aanvangt en ik als laatste nog
zwaai en de wolk met priemende vingers door prik.