Te weten hoe het voelt. Het geblaas in mijn nek, het
optillen van mijn haren, het duwen tegen

mijn lijf, het nestelen van het zijne, de gloed van zijn
warmte, de kracht in zijn armen, overal, te

weten hoe het voelt nog, opnieuw, steeds weer, zoals
de afdruk in het matras lijkt te blijven hoe vaak

je ook met vlakke hand het glad gaat strijken. Ging je
vroeger met je neus over zijn plek,

trok je het laken en hem opnieuw over je heen, nu schijnt
het alsof hij in de lucht zit zoals zomer of

heimwee en loop je iedere keer door hem heen, soms
een beetje bukkend, vaak met je handen voorop

omdat je anders bang bent dat je hem niet tegen zult
komen, struikelend over jezelf.