Een visie, zegt hij, een plan voor de komende vijf jaar, een
beeld van de toekomst, dat moet ik hebben.

Ergens naar streven, een onderbouwde reden, een pijl die
recht vooruit wijst. Niet alleen naar de uitwerking

van dat idee maar ook naar het soort publiek, wie gaan daar
zitten en wat bied ik hen. Ik denk aan hoe hij

over vijf jaar waarschijnlijk dood is, hoe lang mijn haar dan
zal zijn en of ik nog in die broek pas en hoe

mijn kleinzonen dan zullen praten. En eigenlijk denk ik niet
daaraan, ik beperk me tot vandaag en misschien

morgen. En gisteren natuurlijk. Hij zucht terwijl ik dit allemaal
niet vertel, ik heb keurig geknikt en met ogen tot

bijna dicht naar de zon gekeken die echt overal scheen en mijn
pet dieper over alles heen getrokken.