L. vat de hele reden tot het Paasfeest met wijde armen samen,
‘dat kan toch helemaal niet’ zegt hij stralend. Hij

vertelt dat Jezus opstond, gewoon zoals hij elke ochtend, maar
dat hij doodgemaakt was, en dan stopt hij even zodat

we zelf kunnen bedenken dat het onmogelijk is. Iedereen lacht.
S. voegt daar niets aan toe maar dat het feest is, is

duidelijk. Wantrouwen en honger is groot in onze familie. Dat
S. de hele middag verder voor hem uitrent, is een

groter probleem. Waarom doet hij dat, vraagt hij mij en daarna
zijn broer. Op elke hoek is hij verdwenen en blozend

en zonder schoenen zit hij allang weer achter de koekjes die
nog op tafel staan. Wij fietsen, nou ja, L. fietst en

schommelen, fiets met het slot aan het hek van de speelplaats.
Sleuteltje in de broekzak. Dat vraagt meer tijd dan

opstaan.