Het maakt gelukkig dat hij nog een woord weet dat mijn mamma
gebruikte ter aanduiding van mij, mijn kleding, mijn

gedrag wellicht. Het is als het herkennen van zijn vel, de warmte
die nog oprijst, het schuieren tegen een rug die zich

niet zal omdraaien. Het is als struikelen over een hooggehakte
schoen die zij heeft uitgeschopt, haar blote tenen

bevrijdend wiebelend. Het is als bukken over het grasveld en met
een schaar de randjes knippen tot gelijke hoogte zoals

zij placht te doen waarbij ik zo nu en dan mij zou draperen op
het grasveld met mijn neus daarin maar zij maar door

en door ging. Het is als daar zijn en aan tafel mijn bord gevuld
krijgen met de allerlekkerste dingen en het is ook

alsof hij alsnog mij liefheeft, een beetje van verre en achteraf en
ook veel te laat, maar toch, dan nog.